Tips voor het kiezen van sleutels
Een ringsleutel (ook wel ringsleutel genoemd) is een steeksleutel met gesloten einde. Het heeft meestal zes tot twaalf punten rond de binnendiameter van zijn kaken, waardoor het een stevige grip krijgt. Doos- en ringsleutels zijn uitstekend voor hefboomwerking, maar niet geschikt voor krappe ruimtes.
Een steeksleutel met een open einde heeft vlakke klauwen die rond de koppen van bouten en moeren schuiven en worden gebruikt voor los- of vastdraaien. Het open uiteinde maakt het mogelijk om het gereedschap over een moer in een nauwe ruimte te schuiven. Dit soort moersleutel is meestal het snelst en het gemakkelijkst te gebruiken.
Een combisleutel heeft een kaak met een open uiteinde aan het ene uiteinde en een van een doos voorzien uiteinde van dezelfde grootte aan het andere uiteinde.
Een zelfinstellende sleutel kan op elke maatbout worden gebruikt. De meeste zelfinstellende steeksleutels passen zich aan aan bouten en moeren van 1/2 inch tot 15/16 inch. Zelfinstellende moersleutels zijn zelf-ratelend, wat betekent dat u ze niet van de bout hoeft te verwijderen om hem vast te zetten.
Een verstelbare sleutel is ook geschikt voor bouten en moeren van verschillende groottes. Hij is ontworpen om slechts in één richting te bewegen, waardoor er niet te veel druk wordt uitgeoefend op de schroef die net onder het uiteinde van de sleutel zit. Het hoofd van een verstelbare sleutel is enigszins scheef gezet, wat helpt bij het losmaken of vastdraaien.
Een dopsleutel is goed voor het werken op auto's en andere machines. Deze sleutels zijn er in twee soorten: die met diepe sockets voor grotere bouten en die met ondiepe sockets voor kleinere bouten. Beide kunnen moeren vastzetten in krappe ruimtes.